Bankwet 1998
Artikel 24
1
Tot het tijdstip dat de Europese Centrale Bank en het Europees Stelsel van Centrale Banken worden opgericht overeenkomstig artikel 109 L, eerste lid, van het Verdrag, gelden de volgende leden.
2
In de gevallen, waarin Onze Minister zulks ter coördinatie van de monetaire en financiële politiek van de Regering en de politiek van de Bank noodzakelijk acht, geeft hij, de bankraad gehoord, aan de directie de ter bereiking van dat doel nodige aanwijzingen. Behoudens het bepaalde in het volgende lid, is de directie gehouden die aanwijzingen op te volgen.
3
De directie kan tegen het opvolgen van een aanwijzing als in het tweede lid bedoeld bezwaar maken. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift drie dagen. De artikelen 7:2 tot en met 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing. Onze Minister beslist op het bezwaar in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad.
4
Indien de beslissing van Onze Minister overeenkomstig het derde lid ertoe leidt dat de aanwijzingen zullen worden opgevolgd, wordt, indien het landsbelang zich hiertegen naar het oordeel van de ministerraad niet verzet, van het bezwaar van de directie en de beslissing van Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.
5
Het in het eerste lid bedoelde tijdstip wordt door Onze Minister in de Staatscourant bekend gemaakt.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.